9
Ze kan maar niet rustig worden en probeert het advies van Denise op te volgen. Alleen aan leuke dingen denken. Maar wat is er leuk? De pijn in haar borst is duidelijk niet van plan om snel te verdwijnen, de benauwdheid dringt zich genadeloos aan haar op en blijft treiterig haar ademhalingswegen bezetten.
Haar handen trillen.
‘Wat is er in vredesnaam allemaal gebeurd?’ Denise legt een hand op Irma’s arm. ‘Mens, je zit helemaal te shaken.’
De zeelucht is een ware verademing. Denise heeft voorgesteld om naar Zandvoort te gaan en als ze over het strand lopen kijken ze naar twee schaterende zusjes die elkaar bekogelen met schelpen. Een van de kinderen rent opeens recht op de kustlijn af en wordt haastig in haar kraag gegrepen door een verschrikte moeder. Ze moppert op het meisje en kust het tegelijk. De kinderen beginnen allebei te huilen.
‘Ze begon weer over mijn zusje,’ zegt Irma.
‘Wie had vandaag de eer om op het verhaal getrakteerd te worden?’ Irma raapt een paar schelpen op. ‘Moet je dit zien, wat een kunstwerken. De buurvrouw was het publiek. Ik had rumbonen voor mijn moeder gekocht.’
‘En om welke reden kon ze het cadeau vandaag weer niet accepteren?’
‘Ze heeft suiker. De huisarts heeft haar verboden chocolade te eten.’
Denise zucht diep. ‘Die kenden we nog niet. Jouw moeder had actrice moeten worden.’
‘Dat hoeft ze niet te worden.’
‘Over actrice gesproken: heb je die hoofdrol nu wel of niet?’
‘Ik hoor het morgen.’
‘Ik gun het je. Jammer dat het al zo laat is, het wordt al donker. Laten we gaan eten.’
De satésaus ruikt verrukkelijk en Irma heeft net het eerste stuk vlees in haar mond als Denise het zegt. ‘Weet je wat ik in De Telegraaf las? Een interview met dat minderjarige meisje met wie die Floran Haverkort het deed. Je weet wel, die we een tijdje geleden zagen. Jij keek hem heel belangstellend na.’
Irma probeert het vlees door te slikken.
Denise is helemaal op dreef. ‘Het was pure sensatie, het kind verdedigde hem op een heel gepassioneerde manier. Nou ja, kind. Tegenwoordig zijn meiden van zeventien al vrouwen. De foto die erbij stond liet heel iets anders zien. Het was een stoot van een meid. Als ik het verhaal goed begrepen heb was het de schuld van haar moeder dat de boel zo escaleerde. De jonge dame was niet misselijk in haar uitspraken over de rol van die moeder. Wat zit je me nu aan te staren?’
Irma wil over iets anders beginnen. Ze heeft het gevoel dat Floran Haverkort op dit moment het minst geschikte onderwerp van gesprek is dat maar te bedenken valt. Haar vork valt luid kletterend op de grond.
‘Wat is er toch met je? Je ziet eruit of je je ergens lam van bent geschrokken. Komt dat alleen door de streken van je moeder?’
‘Ik ken hem,’ zegt Irma.
Ze had het niet willen zeggen. Ze had het niet moeten zeggen, het was de domste fout die ze kon maken. Koortsachtig probeert ze een ander gesprekonderwerp te bedenken, maar Denise heeft bloed geroken. ‘Ik ga hier niet weg voordat ik alles weet,’ dreigt ze. ‘Stiekemerd. Ik wist van niks. Waarom heb je dat niet verteld?’
Irma heeft eerst het gevoel dat alles wat ze zegt over iemand anders gaat. Het lijkt of zij woorden herhaalt die haar worden ingefluisterd. Ze heeft aanvankelijk geen enkel contact met haar eigen verhaal. Het is een gebeurtenis die zomaar jaren geleden zou kunnen hebben plaatsgevonden. Maar naarmate ze zich minder verzet en haar eigen woordenvloed de ruimte geeft, lukt het haar om plaats te nemen in wat ze vertelt en er iets bij te voelen. Ze ziet het gezicht van Floran voor zich, ze ruikt zijn geur, ze voelt weer de eerste aanraking. Er is nergens woede te bekennen, nergens teleurstelling, nergens spijt. Er komen heel andere emoties tevoorschijn. Opwinding, genot, overgave. Ze zwermen om haar heen en nemen bezit van haar. Ze zuigen zich aan haar vast en benemen haar bijna de adem.
De saté staat bijna onaangeraakt op tafel. Denise zit doodstil naar haar te luisteren, op haar gezicht verschijnen allerlei reacties. Als Irma vertelt wat er vanmorgen is gebeurd, worden haar ogen steeds groter. ‘Wát zeg je? Haalde hij hasj in een coffeeshop? Reed jij hem erheen? En hij liet je gewoon staan? Hoe kan dat nou?’
De vraag fluit Irma weer terug naar de realiteit. ‘Hoe dat kan? Dat is toch wel duidelijk? Je laat je gewoon afzetten bij een coffeeshop en laat degene die je gebracht heeft in haar sop gaarkoken.’
‘Het zal ook niet zo zijn,’ antwoordt Denise. ‘Dat hebben wij weer.’